Wie leert het meest op een congres? Ik!
Wat is eigenlijk de leeropbrengst van een congres of symposium? Ik werk ruim vijftien jaar als dagvoorzitter en heb me vaak afgevraagd of ik –als ingehuurde buitenstaander- eigenlijk niet het meeste leer op zo’n dag…. Ik ben namelijk het actiefst: mag vragen stellen aan de sprekers, de zaal betrekken door stellingen te bedenken, ik mag de discussie leiden waarbij ik de dilemma’s scherp probeer te krijgen, dus mijn hoofd werkt op volle toeren en de congresgangers hangen in hun luxueuze stoelen een dagje uit te rusten.
Op een congres storten keynote-sprekers hun kennis over de zaal uit, waar de congresgangers deze -ongetwijfeld interessante- kennis passief moeten consumeren. In het voortgezet onderwijs werkt dit ook al niet. Aangezien inmiddels bewezen schijnt te zijn dat het leereffect bij passief luisteren na 20 minuten al daalt, moeten die hooggeleerde sprekers dus ook steeds korter spreken en worden de middagen gevuld met workshops. Negen van de tien keer zijn dat tot teleurstelling van de deelnemers ook mini-lezingen.
Soms verzoek ik mensen na een spreker even met hun buurman of buurvrouw te bespreken wat voor hun de belangrijkste boodschap is. Meteen ziet het intensief met elkaar in gesprek zijn er stukken interessanter uit. Ze zijn even echt bezig, vanuit zichzelf.
Grote en kleine mensen vinden het gewoon veel leuker om zelf op knopjes te drukken! Zelluf doen! Actief zijn levert meer op. Ervaringsgericht leren, heet dat.
In toenemende mate leid ik de laatste tijd interactieve sessies, waarbij deelnemers intensiever vanuit zichzelf en met elkaar bezig zijn en volgens mij dus ook meer beleven. Ze vinden het ook gewoon leuker. Ik ook. Het lijkt zelfs niet op een vergadering. Sessies waarbij tien mensen rond een tafel zitten met een gespreksleider vind ik er ook al niet echt effectief uitzien.
Mijn achtergrond als theaterdocent komt goed van pas als ik een sessie mag bedenken met werkvormen waarin mensen actief zijn. De deelnemers staan voorop, hun behoeftes, hun doelen (wat verder niks met theaterspel te maken heeft) en daar verzin ik passende vormen bij. Nooit gênant, nooit te bedacht. Onlangs liet ik mensen eerst zelf op een flap opschrijven wat voor hun de zaken zijn die er toe doen, hun inspiratiebronnen, hun doelen. Daarna vroeg ik ze om in de ruimte op zoek te gaan naar anderen die hun daarbij zouden kunnen helpen. Tot slot inventariseerde ik plannen en ideeën. Zo ontstaan er vanuit inspiratie commitment en nieuwe ideeën.
Mensen leren het meest vanuit het serieus nemen van hun beleving, vanuit het delen van hun ervaring, vanuit het zelf mogen stellen van vragen en het verzinnen van nieuwe plannen. Het voorop stellen van de behoefte van de deelnemers bij een congres of symposium verandert de opzet dus wezenlijk.
Waar ik naar streef zijn bijeenkomsten die echt als inspirerend ervaren worden. De inhoud is wellicht hetzelfde als op een congres, de vorm is wezenlijk anders.
Deelnemers moeten een volgende keer terug willen komen en anderen die er niet waren moeten het gevoel hebben iets gemist te hebben. De volgende keer zijn ze erbij!